Door: | geplaatst op: | categorie:

Ondanks het verdwijnen van de christelijke moraal wordt abortus niet normaal.

“Doe normaal over abortus, zoals de rest van Nederland," schreven Alina Chakh en Eva de Goeij eind 2024 in de Volkskrant. Als vertegenwoordigers van Ava, de Nederlandse belangenorganisatie voor anticonceptie en abortus, pleitten zij voor een 'normalisering' van abortus als reguliere gezondheidszorg. Hun argument was even helder als krachtig: slechts vijf procent van de Nederlanders staat uitgesproken negatief tegenover abortus, de meerderheid steunt abortusrechten. Waarom dan niet gewoon 'normaal doen'?

Nog geen maand later wordt deze ogenschijnlijke consensus verstoord nu SGP, ChristenUnie, CDA en BBB Kamervragen stellen over het toenemend aantal abortussen waarbij het geslacht van het kind de doorslag geeft. Deze gelijktijdige ontwikkelingen - de roep om normalisering enerzijds en de morele verontrusting over geslachtsselectie anderzijds – tonen een fundamentele spanning in onze omgang met abortus. Deze spanning weerspiegelt een diepere verschuiving in onze morele oriëntatie. Terwijl voorstanders betogen dat abortus "een normaal en essentieel onderdeel van de gezondheidszorg", waarschuwen critici dat juist deze medicalisering verhult wat er werkelijk op het spel staat.  

De Nederlandse paradox

Nederland bevindt zich in een paradoxale positie. Enerzijds staat ons land bekend om zijn progressieve abortuswetgeving, anderzijds plaatst de wet uit 1984 abortus nog steeds in het strafrecht. Deze spanning weerspiegelt wat de Britse filosofe en schrijfster Louise Perry beschrijft als het "ongemakkelijke agnosticisme" van een ontkerstenende samenleving. Hiermee doelt ze op de fundamentele onzekerheid over metafysische vraagstukken die ontstaat wanneer een samenleving haar traditioneel religieuze kaders verliest. Dit verklaart ook waarom de Nederlandse wet zo paradoxaal is: de wet weerspiegelt deze bredere culturele worsteling met ethische vraagstukken in een post-religieuze context.

We zijn opgegroeid in een cultuur die doordrenkt is van vervagende christelijke moraliteit. Deze positie - niet meer echt christelijk zijn maar ook de christelijke morele intuïties niet volledig kunnen loslaten – zien we terug in hoe moderne samenlevingen omgaan met abortus. Ook als we abortus legaal willen houden, voelen de meesten aan dat het niet zomaar een medische ingreep is. De slogan "veilig, legaal en zeldzaam" uit het Clinton-tijdperk vond juist weerklank omdat hij deze ambivalentie erkende: abortus is soms nodig, maar altijd triest. Dit staat in scherp contrast met de huidige oproep: “doe normaal over abortus”.

Want wat betekent 'normaal doen' als het gaat om de meest fundamentele vragen over leven en dood?  Juist de neiging om abortus te behandelen als een 'normale' medische procedure laat zien hoe ongemakkelijk we eigenlijk zijn met de morele dimensie ervan. De socioloog Zygmunt Bauman beschrijft hoe moderne samenlevingen dit soort morele ongemak oplossen: door het creëren van 'adiafora' - moreel neutrale zones waar ethische overwegingen worden opgeschort ten gunste van technische procedures. In Nederland zien we dit mechanisme perfect terug in hoe we omgaan met prenatale screening.
 

Van Rome naar Rotterdam

De recente ophef over geslachtsselectie bij abortus krijgt een andere lading wanneer we haar in historisch perspectief plaatsen. Als zoveel Nederlanders abortus als 'normaal' zien, waarom zijn we dan geschokt als ouders deze keuze maken op basis van geslacht? Misschien omdat we intuïtief aanvoelen dat wat wij nu als medische routine presenteren, een moderne variant is van praktijken die zo oud zijn als de mensheid zelf. Bij de oude Grieken en Romeinen werden 'ongewenste' baby's te vondeling gelegd, in India werden dochters geëlimineerd om plaats te maken voor zonen, en de Japanners vergeleken selectie zelfs met het uitdunnen van rijstplanten. Het verschil is alleen dat wij deze selectie nu uitvoeren met behulp van klinische procedures, in plaats van na de geboorte. 

De complexe mengeling van verlies en verbinding die vrouwen ervaren met ongeboren levens, staat in schril contrast met de reductie van abortus tot een klinische procedure. Onder die procedure schuilt nog steeds de fundamentele keuze over leven en dood.

De realiteit rond abortus blijft dan ook complex: hoewel legalisering cruciaal is voor vrouwen in nood, kunnen we niet om de morele dimensie heen. De collectieve verontwaardiging over geslachtsselectie - ook in een ontkerstende samenleving, laat zien dat zelfs de meest uitgesproken voorstanders van verruimde abortusrechten intuïtief aanvoelen dat abortus nooit 'gewoon' gezondheidszorg is.
 

De uitdaging voor onze tijd ligt dan ook niet in het "normaal doen" over deze keuzes. De werkelijke opgave is om de technische vooruitgang in de geneeskunde te verzoenen met een ethiek die de inherente waardigheid van elk menselijk leven blijft erkennen - ook wanneer dat leven niet voldoet aan onze criteria van wenselijkheid.  

deel dit item op social media
email je reactie of print dit item

memoma is een blog van dr. Gerrie Strik waarin zij de ontwikkelingen in feminisme, trans, gender, genderkritisch feminisme, genderideologie, vrouwenrechten en genderidentiteit bespreekt.